Trouw: Kiest de consument een bierbrouwer die er alleen voor de aandeelhouders is, of eentje met een breder belang? | Opiniestuk van Tom van der Lubbe in Trouw
De ene bierbrouwer is gericht op winst voor de aandeelhouders, de andere op een breder belang, stelt Tom van der Lubbe, co-founder van Viisi, in een opinieartikel in Trouw. De bierdrinker kan dus kiezen.
Een grote bierdrinker ben ik niet, maar als ondernemer volg ik wel het financiële nieuws, en zeker als het gaat om de berichtgeving over bedrijven als Heineken.
Heineken meldde vorige week de cijfers van het derde kwartaal. In de maanden juli, augustus en september was de verkoop van het eigen bier gedaald met 1,9 procent. De nettowinst over de eerste negen maanden bedroeg nog maar 396 miljoen euro. In 2019 werd over dezelfde periode nog 1,7 miljard winst gemaakt. En daarom wil Heineken 20 procent van de personeelskosten gaan besparen.
Ik volg Heineken nog om een andere reden en dat is omdat ik een fervent aanhanger van het zogenoemde Rijnlandse kapitalisme ben.
Wat is het verschil tussen het Amerikaanse aandeelhouderskapitalisme en het Europese Rijnlandse model? In het aandeelhouderskapitalisme gaat het primair om de belangen van de aandeelhouders, in het Rijnlandse model gaat het om de belangen van alle belanghebbenden: medewerkers, klanten, leveranciers én aandeelhouders.
Hete adem van aandeelhouders
De verschillen tussen de beide modellen worden in tijden van crisis zichtbaarder. De coronacrisis als lakmoesproef. Het klassieke mkb, de middelgrote en kleine bedrijven, vaak verankerd in hun lokale omgeving, probeert zoveel mogelijk solidair te zijn met zijn eigen medewerkers, zijn omgeving. De beursgenoteerde bedrijven daarentegen voelen de hete adem in hun nek van aandeelhouders, die ergens op de wereld zitten en permanent beslissen waar hun geld het hoogste rendement oplevert.
Het is toch altijd een beetje abstract verhaal, maar omdat we in Nederland zowel het beursgenoteerde Heineken met mevrouw De Carvalho-Heineken allemaal goed kennen en tegelijkertijd ook iedereen de familie Swinkels van Bavaria kent, wordt het allemaal wat tastbaarder.
Heineken maakte in 2019 een omzet van 28,5 miljard euro en onder de streep bleef er een operationele winst van ongeveer 3,5 miljard. Ter vergelijking: Swinkels maakte in datzelfde jaar 892 miljoen omzet en maakte een operationele winst van 94 miljoen. Beide brouwers maken dus ongeveer 10 procent winst op hun omzet, ondanks dat Heineken dertig keer zo groot is.
Publieke informatie
Het vermogen dat beide families met het bierbrouwen hebben weten te vergaren, is publieke informatie. Mevrouw De Carvalho-Heineken, zo valt na te lezen in het tijdschrift Quote, bezit inmiddels meer dan 14,2 miljard euro.
Dat is geen geringe prestatie, want bij het overlijden van haar vader Freddy was het aandelenpakket dat zij van haar vader erfde 3,7 miljard euro. Op datzelfde Quote-lijstje van de rijksten in Nederland staat de familie Swinkels er in 2019 met 650 miljoen op. Interessant detail: ook de familie Swinkels wist haar vermogen sinds 2002 meer dan te verdubbelen, in 2002 bedroeg haar vermogen nog 250 miljoen.
Direct
Swinkels heeft het voordeel dat ze niet beursgenoteerd zijn en nog de baas zijn over hun bedrijf. Ze kunnen makkelijker voor de lange termijn gaan. Op de website van het familiebedrijf zegt Peer Swinkels: “We zitten midden in een ingrijpende crisis die onze bedrijfstak direct raakt. Onze prioriteit is om met onze medewerkers, klanten en businesspartners gezond en sterker uit deze crisis te komen.”
Ik hoop dat het Rijnlandse DNA van de familie Swinkels en de financiële buffer uit het verleden sterk genoeg zijn om ontslagen zoals Heineken die nu aangekondigd heeft, bij Bavaria en de andere biermerken te kunnen vermijden. Ik hoop dat niet alleen als ondernemer, maar ook als burger. Want wat dat betreft is deze coronacrisis niet alleen een lakmoesproef, maar tegelijkertijd ook een kans.
Beste burger, u mag het zeggen: wilt u een Swinkels-economie, of een Heineken-economie? U kunt meebeslissen, op dit moment vooral in de supermarkt, als consument.