Voorjaarsnota 2025: een overzicht voor (toekomstige) huizenkopers
Vlak voor Pasen kwam het kabinet met de Voorjaarsnota 2025. De Voorjaarsnota maakt deel uit van de jaarlijkse begrotingscyclus van de overheid:
- Prinsjesdag (september): presentatie van de Miljoenennota en rijksbegroting;
- Voorjaarsnota (mei): eerste grote bijstelling van de begroting met nieuwe cijfers en politieke keuzes;
- Najaarsnota (november): terugblik en correctie op basis van realisaties in het lopende jaar.

Plannen raken iedereen
Of je nu huurt, koopt, belegt of onderneemt — de plannen raken vrijwel iedereen. In dit artikel bespreken we de belangrijkste punten uit de Voorjaarsnota 2025, met speciale aandacht voor de Wet Betaalbare Huur, de belasting op vermogen in Box 3 en het belang van voorspelbaar beleid voor investeringsbeslissingen.
Economische en maatschappelijke context
De groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP) wordt voor 2025 geschat op 1,9% en voor 2026 op 1,5%. Dat gebeurt in een omgeving met ongekende onzekerheid: de Economic Policy Uncertainty Index is sinds de coronapandemie niet zo hoog geweest.
De staatsschuld blijft gelukkig beheersbaar: deze ligt nu op 45,2% van het BBP en loopt naar verwachting op tot 50% in 2030.
Opvallend is hoe de overheid de uitgaven dekt: onder andere door hogere belastingen voor vermogenden en ondernemers, maar óók door een greep uit het Klimaatfonds van in totaal €600 miljoen.
De acht belangrijkste punten
- Meer belasting zonder hogere tarieven: de tabelcorrectiefactor
- Box 3: (fors!) meer betalen over je beleggingen en overige bezittinge
- Belastingverlagingen
- Huren, huren, huren: veel beweging op de woningmarkt
- Pensioen en ondernemersregelingen versoberd
- Kinderopvang: schrappen bezuiniging en andere maatregelen
- Arbeidsongeschiktheid en WW-hervormingen
- Werknemersparticipatie bij start-ups
1. Meer belasting zonder hogere tarieven: de tabelcorrectiefactor
De percentages van de inkomstenbelasting veranderen nauwelijks. In schijf 1 gaat het tarief iets omlaag; in schijf twee iets omhoog. In schijf drie blijft het tarief op 49,50% staan. Toch gaat de inkomstenbelasting voor bijna iedereen omhoog. Hoe? Dat komt door een truc die vaak wordt toegepast: een aanpassing van de zogenaamde schijven.
Lonen stijgen over het algemeen met de inflatie of zelfs iets meer. De grenzen waarboven je een hoger belastingtarief betaalt worden hiervoor normaal gesproken evenredig aangepast. Dit is bedoeld om stijgende lonen -ze volgen de inflatie- niet automatisch zwaarder te gaan belasten. Voor 2026 wordt de stijging van de grenzen van de schijven beperkt tot 46,2% in plaats van de gebruikelijke 100% indexatie.
💡 Gevolg: je betaalt ongemerkt méér belasting als je inkomen stijgt.
Het lijkt een technische ingreep, maar het is feitelijk een sluipende lastenverzwaring zonder verhoging van het belastingtarief.
Dit zijn de voorgestelde nieuwe belastingschijven- en percentages in 2026:
- Schijf 1 tot €38.788: 35,60% (is 35,82% in 2025)
- Schijf 2 tot €78.880: 37,51% (is 37,48% in 2025)
- Schijf 3 vanaf €78.880: 49,50% (gelijk aan 2025)
2. Box 3: (fors!) meer betalen over je beleggingen en overige bezittingen
Het nieuwe box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement is uitgesteld tot 2028. In de tussentijd wordt in 2026:
- Het forfaitaire rendement verhoogd naar 7,78% voor beleggingen/ overige bezittingen.
- Het heffingsvrije vermogen gaat omlaag naar €51.396.
In 2025 is de vrijstelling nog €57.684 per persoon. En wordt voor het rendement op overige bezittingen nu nog uitgegaan van een fictief rendement van 5,88% voor overige bezittingen. Mensen met beleggingen maar ook iedereen met een tweede (vakantie)woning, een stukje grond of een vordering op een familielid of bedrijf gaat over meer vermogen een hogere belasting betalen. Dit is wat het scheelt voor een stel met €250.000 totaal vermogen waarvan €180.000 beleggingen en €70.000 spaargeld. Voor het spaargeld nemen we even aan dat de belastingdruk hetzelfde blijft.
Berekening belasting Box 3 in 2025 en 2026 | 2025 | 2026 |
---|---|---|
1. Belastbaar rendement |
Totaal €11.004 |
Totaal €15.012 |
2. Rendementsgrondslag | Bezittingen €250.000 -/- schulden (gecorrigeerd voor schuldendrempel) €0 = €250.000 | €250.000 |
3. Grondslag sparen en beleggen | Rendementsgrondslag €250.000 -/- heffingsvrij vermogen [van 2 x €57.684 = €115.368] = €134.632 | €250.000 -/- heffingvrij vermogen [van 2 x €512.396 = €102.792] = €147.208 |
4. Aandeel rendementsgrondslag | €134.632 / €250.00 x 100% = 53,85% | €147.208 / €250.000 x 100% = 58,88% |
5. Voordeel uit sparen en beleggen | 53,85% x €11.004 [stap 1.] = €5.926 | 58,88% x €15.012 [stap 1.] = €8.840 | 6. Belasting in Box 3 (36%) | €2.133 | €3.182 |
¹ Het percentage voor spaar- en banktegoeden moet nog definitief bepaald worden (begin 2026)
De extra belasting in Box 3 is voor dit stel in 2026 maar liefst €1.049!
3. Belastingverlagingen
Voor de portemonnee van huishoudens is er gelukkig ook goed nieuws te melden. Met name als er een eigen woning is.
- Het eigenwoningforfait daalt in 2026: voor woningen met een WOZ-waarde tot €1.340.000 gaat het percentage omlaag van 0,35% naar 0,30%. Dit verlaagt voor veel huiseigenaren hun belastbare inkomen in box 1 — een kleine meevaller dus in een jaar waarin andere lasten juist stijgen.
Voor woningen met een WOZ-waarde boven de €1.340.000 blijft het eigenwoningforfait 2,35%.
- De energiebelasting gaat in 2026 omlaag: je ontvangt €529,10 korting op de energiebelasting per aansluiting.
4. Huren, huren, huren: veel beweging op de woningmarkt
De volgende maatregelen worden voorgesteld die relevant zijn voor huurders en verhuurders:
- Bevriezing van de sociale huren van 1 juli 2025 tot 1 juli 2027, zodat huurders beschermd worden tegen huurverhogingen in economisch onzekere tijden.
- Tijdelijke verhoging van de huurtoeslag met €1 miljard, bedoeld om de koopkracht van lagere inkomensgroepen op peil te houden.
- Extra middelen voor de woningbouwimpuls en gerichte ondersteuning van woningcorporaties — bedoeld om de bouw van betaalbare (sociale) huurwoningen te versnellen. Dit dient (deels) ter compensatie voor het bevriezen van de huren. Het gaat om €270 miljoen in 2026 en €405 miljoen voor 2027 en 2028.
- Verruiming van de inzet van het Nationaal Fonds Betaalbare Koopwoningen voor doorstroming vanuit de huursector.
Dit klinkt op het eerste gezicht misschien als goed nieuws. Voor huurders. Maar projectontwikkelaars, verhuurders en woningbouwverenigingen zullen minder huur ontvangen en dit is wéér een onverwachte maatregel in het nadeel van deze partijen. Corporatiekoepel Aedes reageerde in het FD van 21 april over de compensatiemaatregelen voor de huurbevriezing: “[dat is] een druppel op een gloeiende plaat voor de €3,3 miljard die de sector in die periode misloopt door huurbevriezingen’. Zware tijden breken dus aan voor verhuurders.
De Wet Betaalbare Huur, in werking getreden op 1 juli 2024, krijgt aanzienlijke veranderingen:
- Door een lager puntenaantal te gaan hanteren voor deze wet, moeten er minder woningen onder de wet gaan vallen
- De WOZ-waarde moet meer gewicht krijgen in de huurprijs. Hierdoor kan met name in de (grote) steden een hogere, meer marktconforme marktprijs aan huur gevraagd worden
- Gemeenten krijgen vanaf 1 januari 2025 een handhavende rol bij het controleren van huurprijzen.
Uitzondering voor kleine verhuurders: Er is een amendement voorgesteld om ‘kleine verhuurders’ uit te zonderen van de verplichtingen van de Wet Betaalbare Huur. Als voorbeeld wordt genoemd eigenaren van een tweede woning die verhuurd wordt. Dit zou betekenen dat deze kleine verhuurders niet gebonden zijn aan het WWS en de bijbehorende huurregulering. Echter, het is nog onduidelijk of deze uitzondering definitief is aangenomen en hoe- en voor wie precies deze in de praktijk wordt toegepast.
5. Pensioen en ondernemersregelingen versoberd
- De aftoppingsgrens voor pensioenopbouw (tweede en derde pijler) wordt niet geïndexeerd: deze blijft €137.800 in 2025 en 2026.
Alleen mensen die nu over hun maximale inkomen via de werkgever of in de derde pijler (lijfrente) pensioen opbouwen, zullen hier iets van merken.
- Afschaffing van stakingsaftrek en meewerkaftrek vanaf 2030 (al vanaf 2027 afgebouwd).
6. Kinderopvang: schrappen bezuiniging en andere maatregelen
- De eerder geplande bezuiniging op kinderopvang (o.a. uitstel van bijna-gratis opvang) is geschrapt.
- De vergoeding stijgt naar 96% van de maximumdagprijs voor werkende ouders met een inkomen tot €84.000 (in 2027) en uiteindelijk voor alle inkomens (in 2029).
In 2029 bestaat de kinderopvangtoeslag niet meer en de overheid betaalt het grootste deel van de kosten van de kinderopvang rechtstreeks aan de kinderopvangorganisaties. Deze aanpassing wordt door de fracties in de Tweede Kamer breed gesteund als maatregel voor meer arbeidsparticipatie, vooral onder vrouwen.
7. Arbeidsongeschiktheid en WW-hervormingen
- De maximale duur van de WW-uitkering wordt ingekort van 24 naar 18 maanden. Dit gaat in op 1 januari 2027.
- De loongerelateerde WGA-uitkering (bij arbeidsongeschiktheid) krijgt ook een maximale duur van 18 maanden in plaats van de huidige 24 maanden.
- Kleine werkgevers gaan een lagere Aof-premie betalen; grote werkgevers krijgen een hogere Aof-premie in rekening gebracht. Dit zorgt voor herverdeling van lasten tussen kleine en grote werkgevers.
8. Werknemersparticipatie bij start-ups
Een nieuwe regeling zorgt dat werknemers in start- en scale-ups belasting betalen over slechts 65% van de waarde van aandelenopties, en pas bij verkoop. Dit maakt het aantrekkelijker om als startende ondernemer talent aan je bedrijf te binden.
Hoe nu verder?
Na Prinsjesdag 2024 was het vooral wachten op varianten voor de BTW-plannen én wat het kabinet verder zou gaan doen met de grote uitdagingen van dit moment: armoedebeleid, defensie en stikstofproblematiek met name. Op enkele punten is er nu iets meer duidelijkheid maar de grote, moeilijk op te lossen problemen worden verder vooruit geschoven.
In Box 3 blijft er onduidelijkheid. En er is een steeds hogere belastingdruk gecombineerd met een tegenbewijsregeling. Beleggers van wie het werkelijke rendement ver onder het forfaitaire rendement van 7,78% blijven, zullen waarschijnlijk in grote mate gebruik maken van deze tegenbewijsregeling. Dit kan nog een forse klap betekenen voor de overheidsfinanciën.
Woningbouw wordt lastiger als woningbouwverenigingen de huur niet mogen verhogen. Tenzij er voldoende compensatie vanuit de overheid komt. Of de geboden compensatie genoeg is én of dit dan de zekerheid schept om jarenlange investeringsplannen te maken is sterk de vraag. Woningbouwcorporaties vragen ook al lange tijd om vrijstelling van de vennootschapsbelasting om meer geld over te houden om te kunnen bouwen en verduurzamen. Aan deze wens is nu wederom geen gehoor gegeven. De blijvende veranderingen van wet- en regelgeving voor verhuurders en ontwikkelaars zal zeer waarschijnlijk leiden tot uitstel én afstel van het bouwen van nieuwe woningen en het verduurzamen van bestaande woningen.
De stikstofproblematiek is ook niet opgelost en doordat er geld uit het Klimaatfonds wordt onttrokken, zal de natuur en het milieu ook een (fors) deel van de rekening betalen.
Onvoorspelbaarheid van beleid en het uitstellen van maatregelen voor belangrijke problemen zijn op lange termijn slecht voor Nederland. Op korte termijn wordt de burger zoetgehouden maar dit is op kosten van 1. onze toekomst 2. op kortere termijn van bedrijven, beleggers en een beetje van iedereen die belasting betaalt.
Wat kunnen we nog verwachten?
Vervolg in de Tweede Kamer: De Voorjaarsnota 2025 is nog niet plenair behandeld in de Tweede Kamer. Het plenaire debat staat gepland op 11 juni 2025. Tot die tijd vinden er schriftelijke overleggen en commissiedebatten plaats waarin Kamerleden hun zorgen en suggesties kunnen uiten. Eventuele aanpassingen of verduidelijkingen op basis van die debatten volgen mogelijk later nog.