Verhalen uit de Merenwijk 6: neo-Biedermeier
Net als de rest van de wereld is Viisionair Peter deze dagen voornamelijk in en rond zijn huis te vinden. Met het kleiner worden van zijn wereld, verruimt zijn blik op alles wat tot nog toe zo vanzelfsprekend leek. In ‘Verhalen uit de Merenwijk’ deelt Peter de komende periode zijn ervaringen.
“Ik zit in groep 4A van de school.” Hij staat op circa vijf meter afstand op het grasveld, bovenop zijn skateboard. Mijn vrouw Marina vroeg hem dat. “Mijn zus komt zo, die gaat skeeleren. Ik ga skateboarden, maar ik denk wel dat ik hem later ga verkopen.” Zijn capuchon waait door de straffe oostenwind over zijn hoofd. Een klein mannetje dat weet wat ‘ie wil. Het leven is nog een belofte. We zwaaien hem gedag en hij zwaait terug.
Het gemak waarmee de natuur zich van zijn meest creatieve fijnzinnigheid laat bekoren door teer bloesemende bomen, gele bloemetjes langs de oevers van de sloten. Tegelijkertijd die nonchalance waarmee datzelfde leven vernietigd wordt. Het is dat verscheurende yin-yang dat tegelijkertijd een eenheid vormt en eigenlijk niet te bevatten is.
Marina en ik fietsen naar de school waar ze werkt. Er is door de ouders een plantje voor haar en de andere juffen via een besteldienst gebracht. Ik ben al dagen niet op pad geweest, behalve de wandelingen met de hond dan. We pakken de fiets en houden onze afstand. Heel nodig is dat niet, want het is niet druk voor de zaterdag. We besluiten even de oude binnenstad te gaan zien. We lopen via de drukste winkelstraat van Leiden, de Haarlemmerstraat, naar het midden om dan linksaf te slaan richting stadhuis. GSM-shops en schoenwinkels zijn open, maar voor wie? Er is niemand. De enige die zaken doet is een kleine FEBO-snackbar waar een dame op leeftijd een enorme hoestbui naar buiten laat galmen. We zetten geschrokken de pas erin. De stappen klinken hol, de winkels vijandig en dicht, mensen wenden hun hoofd af, melaats…
Op school zijn de enige levende wezens de vetplantjes die op tafeltjes staan. Ze vormen samen een klavertje vier. Tekeningen van verjaardagen hangen aan de muur. Er staat een klein mooi geel plantje in het plastic te baden in het zonlicht. Voorzichtig met een rubberen handschoen aan gaat deze in de tas voor straks thuis. Vervreemding is het enige woord dat thuishoort in dit gebouw, ze is er gaan wonen en heeft het in korte tijd volledig gekraakt. Wanneer gaat de school de onze weer worden en wordt ze teruggegeven aan zijn rechtmatige bewoners, de hoop van de natie? De jeugd en de mensen die hun gezondheid in de waagschaal zetten door lang door te gaan met lesgeven?
In mijn studie behandelde we uiteraard de Biedermeier-periode. Die begon in 1815 en duurde tot 1848. Ze was een burgerreactie op twee oorlogen en een revolutie. Kortom: heftig en turbulent. Biedermeier was een huislijke stijl en levenswijze met een focus op de directe eigen omgeving. Bloemmotieven in borduurwerken, zwanen en harpen op meubels die als reactie op speren, zwaarden en bogen van de Empirestijl deze vervingen. Vredig, natuurlijk en vol rust, reinheid en regelmaat… Wat zouden de stijlkenmerken van deze periode gaan worden, zeker nu de voorspellingen niet rooskleurig zijn? Zouden we ‘onderduiken’ in een neo-romantiek, een neo-Biedermeier of wordt het iets geheel eigens? Ik zie wel tekenen van een herbezinning op de positie van de mens in wat we de schepping zullen noemen.
Blijf zoveel mogelijk binnen, was je handen, en kom er goed doorheen.
Peter